De zaak uit 2012 was aangespannen door iPhone-gebruikers die het onterecht vinden dat apps voor de iPhone alleen in de App Store aangeboden mogen worden. Dat zou de apps duurder maken, omdat er geen competitie is.
Apple verdedigde zich door te stellen dat apps niet door Apple worden verkocht, maar door appmakers. De iPhonemaker zegt slechts de ruimte in de App Store te verhuren aan appmakers, die daarvoor een deel van de app-inkomsten afstaan.
Een rechtbank in Californië ging in 2013 mee met Apple, maar in hoger beroep is die uitspraak verworpen. Apple is volgens de rechter wel verantwoordelijk, omdat de apps via Apple worden verkocht.
Aanklagen
De iPhone-bezitters die de rechtszaak hadden aangespannen, kunnen Apple opnieuw aanklagen dankzij de uitspraak van het gerechtshof .
De advocaat van de aanklagers stelt dat Apple bij verlies in de rechtszaal de markt voor apps op iOS kan openstellen, zodat de prijzen van de apps dalen. Mogelijk gaan de aanklagers ook akkoord met een compensatie van het geld dat ze denken te hebben misgelopen.
Het is voor appmakers nu niet toegestaan om apps buiten de App Store te verkopen. Apple controleert de software en wil voorkomen dat gebruikers slachtoffer worden van schadelijke software.