Dat schrijft minister Ard van der Steur (Justitie) woensdag in een brief aan de Tweede Kamer.
Begin 2014 besloot het Europees Hof dat de Europese richtlijn die de bewaarplicht oplegde ongeldig was, omdat deze de privacy van burgers te zwaar aantastte. Door de richtlijn werden Europese lidstaten verplicht om ervoor te zorgen dat ‘metadata’ over telefoon- en internetverkeer werden opgeslagen door providers, voor inzage door opsporingsdiensten.
Na de Europese uitspraak besloot het kabinet om de Nederlandse bewaarplicht toch in stand te houden, maar de rechtbank in Den Haag maakte daar eerder dit jaar alsnog een einde aan. Volgens de rechter waren er te weinig waarborgen om de privacy te beschermen. Zo konden gegevens door de politie worden opgevraagd zonder dat een rechterlijke toetsing werd uitgevoerd.
Misdaad
Het kabinet werkt sinds vorig jaar aan een nieuwe bewaarplicht, met extra waarborgen. Onder deze nieuwe versie zouden providers opnieuw worden verplicht om gegevens over telefoonverkeer twaalf maanden en gegevens over internetverkeer zes maanden op te slaan.
Het gaat onder meer om welke nummers met elkaar hebben gebeld en welke ip-adressen zijn gebruikt door klanten van providers. Ook ruwe locatiegegevens van mobiele telefoons werden onder de bewaarplicht opgeslagen.
Volgens het kabinet is de bewaarplicht belangrijk bij de bestrijding van ernstige misdaad. Het is onduidelijk in hoeverre de opsporingsdiensten het afgelopen halfjaar zijn gehinderd door het ontbreken van de opgeslagen telecomgegevens.
Van der Steur schrijft woensdag dat het nieuwe wetsvoorstel “binnenkort” wordt voorgelegd aan de Raad van State voor advies.