De drie belangrijkste criteria voor effectieve belastingen worden vaak aangehaald als:
1. Efficiëntie: Belastingen moeten hun impact op de economische activiteit minimaliseren. Dit betekent dat zij hun inkomsten moeten verhogen met de minste verstoring van de marktprikkels. Hoge belastingen op bepaalde goederen of activiteiten kunnen leiden tot verminderde productie, consumptie of investeringen. Een efficiënt belastingstelsel heeft tot doel dergelijke verstoringen zoveel mogelijk te voorkomen.
2. Eigen vermogen (eerlijkheid): Belastingen moeten eerlijk verdeeld worden onder de belastingbetalers. Dit is inherent subjectief, met verschillende opvattingen over wat 'eerlijk' inhoudt. Gemeenschappelijke benaderingen houden rekening met horizontale gelijkheid (belastingbetalers in vergelijkbare omstandigheden die vergelijkbare bedragen betalen) en verticale gelijkheid (belastingbetalers met een hoger inkomen betalen proportioneel meer).
3. Eenvoud en administratief gemak: Het belastingstelsel moet gemakkelijk te begrijpen, te beheren en na te leven zijn. Een complex systeem leidt tot hogere nalevingskosten (voor zowel de belastingbetaler als de overheid), een groter risico op fouten en mogelijk grotere kansen op belastingontduiking. Eenvoud verbetert de transparantie en verantwoording.
Het is belangrijk op te merken dat deze drie criteria vaak met elkaar in strijd zijn. Een zeer efficiënte belasting kan bijvoorbeeld als onrechtvaardig worden beschouwd, terwijl een volkomen rechtvaardig systeem uiterst complex en moeilijk te beheren kan zijn. Het vinden van de optimale balans is een voortdurende uitdaging voor beleidsmakers. |