In Excel berekent de functie `AVG` het gemiddelde (rekenkundig gemiddelde) van een reeks cellen die getallen bevatten. Het negeert cellen die tekst, logische waarden (TRUE/FALSE) of lege cellen bevatten.
Syntaxis:
`AVG(getal1, [getal2], ...)`
* nummer1: Dit is het eerste getal of bereik van getallen dat wordt gemiddeld. Het is vereist.
* [getal2], ...: Dit zijn optionele extra getallen of reeksen getallen die in het gemiddelde moeten worden opgenomen. Je kunt er zoveel toevoegen als je nodig hebt.
Voorbeelden:
* `=AVG(A1:A10)`:Dit berekent het gemiddelde van de getallen in de cellen A1 tot en met A10.
* `=AVG(A1, B2, C3)`:Dit berekent het gemiddelde van de getallen in de cellen A1, B2 en C3.
* `=AVG(10, 20, 30, 40)`:Dit berekent het gemiddelde van de getallen 10, 20, 30 en 40 rechtstreeks binnen de functie.
Belangrijke overwegingen:
* Foutafhandeling: Als het bereik tekst of logische waarden bevat, worden deze genegeerd. Als het bereik volledig leeg is of alleen tekst en logische waarden bevat, retourneert het `#DIV/0!` (fout bij delen door nul).
* Gegevenstypen: De `AVG`-functie werkt alleen met numerieke gegevens.
In wezen biedt de `AVG`-functie een snelle en gemakkelijke manier om de centrale tendens van een dataset binnen uw spreadsheet te bepalen. |