Excel heeft een breed scala aan operators, maar deze kunnen grofweg als volgt worden gecategoriseerd:
1. Rekenkundige operatoren: Deze voeren wiskundige berekeningen uit.
* `+` (Optelling):Voegt twee of meer getallen toe. Voorbeeld:`=A1+B1`
* `-` (Aftrekken):Trekt het ene getal van het andere af. Voorbeeld:`=A1-B1`
* `*` (Vermenigvuldigen):Vermenigvuldigt twee of meer getallen. Voorbeeld:`=A1*B1`
* `/` (Divisie):Deelt het ene getal door het andere. Voorbeeld:`=A1/B1`
* `^` (Exponentiatie):Verheft een getal tot een macht. Voorbeeld:`=A1^2` (A1 kwadraat)
* `%` (Percentage):vertegenwoordigt een procentuele waarde. Voorbeeld:`=10%` (is gelijk aan 0,1)
2. Vergelijkingsoperatoren: Deze vergelijken twee waarden en retourneren een WAAR of ONWAAR resultaat.
* `=` (Gelijk aan):Controleert of twee waarden gelijk zijn. Voorbeeld:`=A1=B1`
* `<>` (Niet gelijk aan):Controleert of twee waarden niet gelijk zijn. Voorbeeld:`=A1<>B1`
* `>` (Groter dan):Controleert of de eerste waarde groter is dan de tweede. Voorbeeld:`=A1>B1`
* `<` (Less than):Controleert of de eerste waarde kleiner is dan de tweede. Voorbeeld:`=A1
* `>=` (Groter dan of gelijk aan):Controleert of de eerste waarde groter is dan of gelijk is aan de tweede. Voorbeeld:`=A1>=B1`
* `<=` (Kleiner dan of gelijk aan):Controleert of de eerste waarde kleiner is dan of gelijk is aan de tweede. Voorbeeld:`=A1<=B1`
3. Tekstoperatoren: Deze manipuleren tekstreeksen.
* `&` (Aaneenschakeling):Voegt twee of meer tekstreeksen samen. Voorbeeld:`="Hallo "&"Wereld"` (resulteert in "Hallo wereld")
4. Referentieoperatoren: Deze werken met celverwijzingen.
* `:` (Bereikoperator):Specificeert een celbereik. Voorbeeld:`A1:A10` (selecteert de cellen A1 tot en met A10)
* `,` (Union-operator):Combineert meerdere celbereiken. Voorbeeld:`A1:A10,B1:B10` (selecteert cellen A1:A10 en B1:B10)
* ` ` (Intersectie-operator):Geeft de cellen terug die gemeenschappelijk zijn voor meerdere bereiken. Voorbeeld:`A1:B2 A1:A2` (retourneert alleen A1:A2) (spatie is de intersectie-operator)
Volgorde van prioriteit: Excel volgt een specifieke volgorde van bewerkingen (zoals in de wiskunde) bij het evalueren van formules. Machtsverheffen wordt eerst uitgevoerd, gevolgd door vermenigvuldigen en delen (van links naar rechts), en vervolgens optellen en aftrekken (van links naar rechts). Haakjes `()` kunnen worden gebruikt om deze volgorde te overschrijven.
Dit zijn de kernoperatoren. Excel gebruikt ook operatoren binnen specifieke functies (bijvoorbeeld logische operatoren binnen 'IF'-instructies), maar de bovenstaande lijst behandelt de fundamentele operatoren die u het vaakst tegenkomt. |