"Applicatieniveau" verwijst naar het hoogste abstractieniveau in de architectuur van een softwaresysteem. Hier bevindt zich de specifieke functionaliteit waarmee de gebruiker communiceert. Het is het deel van het systeem dat rechtstreeks inspeelt op de behoeften en doelen van de gebruiker. Alles onder het applicatieniveau ondersteunt deze toplaag.
Hier is een overzicht ter illustratie:
* Toepassingsniveau: Dit zijn de gebruikersinterface (UI), de bedrijfslogica en de datastructuren die direct het probleem aanpakken waarvoor de applicatie is ontworpen. Zie het als het ‘wat’ de applicatie doet. In een tekstverwerker zou dit niveau bijvoorbeeld de functies omvatten voor het typen, opmaken van tekst, het opslaan van bestanden, enz.
* Lagere niveaus: Onder het applicatieniveau heb je lagen zoals:
* Presentatielaag: Behandelt hoe gegevens aan de gebruiker worden weergegeven (UI-elementen, enz.).
* Bedrijfslogicalaag: Bevat de regels en processen die bepalen hoe de applicatie werkt.
* Gegevenstoegangslaag: Verwerkt de communicatie met databases of andere gegevensbronnen.
* Infrastructuurlaag: Dit is het laagste niveau, waarbij besturingssystemen, netwerken en hardware betrokken zijn.
Het applicatieniveau is afhankelijk van het correct functioneren van alle onderliggende lagen. Als de database (gegevenstoegangslaag) niet beschikbaar is, kan de applicatie geen bestanden opslaan, zelfs niet als de gebruikersinterface (presentatielaag) en bedrijfslogica (bedrijfslogicalaag) perfect werken.
Kortom, het applicatieniveau is het gebruikersgerichte, probleemoplossende deel van de software, gebouwd op een fundament van ondersteunende lagen. |