Celadressen in een spreadsheet worden weergegeven door een combinatie van een kolomletter en een rijnummer. Hier zijn enkele voorbeelden:
* A1: Dit verwijst naar de cel in de eerste kolom (A) en de eerste rij (1).
* B5: Dit verwijst naar de cel in de tweede kolom (B) en de vijfde rij (5).
* C12: Dit betreft de cel in de derde kolom (C) en de twaalfde rij (12).
* Z100: Dit verwijst naar de cel in de 26e kolom (Z) en de 100e rij.
* AA1: Dit verwijst naar de cel in de 27e kolom (AA) en de eerste rij. Kolomletters in spreadsheets gaan verder dan Z tot AA, AB, AC, enzovoort.
Deze adressen worden gebruikt om naar specifieke cellen te verwijzen bij het invoeren van formules, het opmaken van gegevens of het werken met de gegevens in het spreadsheet. |