De vier basiselementen van een robuust beleid voor toegang op afstand zijn:
1. Authenticatie: Hiermee wordt de identiteit geverifieerd van de gebruiker die probeert toegang te krijgen tot het netwerk of de bronnen. Methoden omvatten wachtwoorden, multi-factor authenticatie (MFA), smartcards, biometrie, enz. Het beleid moet de vereiste authenticatiemethoden en hun sterkte specificeren.
2. Autorisatie: Dit definieert wat een gebruiker mag doen *na* succesvolle authenticatie. Het bepaalt tot welke bronnen (bestanden, applicaties, netwerken) de gebruiker toegang heeft en welke acties hij kan uitvoeren (lezen, schrijven, uitvoeren). Role-Based Access Control (RBAC) wordt vaak gebruikt om autorisaties efficiënt te beheren.
3. Toegangscontrole: Dit omvat de mechanismen die worden gebruikt om de autorisatiebesluiten af te dwingen. Dit omvat firewalls, VPN's, toegangslijsten en andere beveiligingscontroles die het netwerkverkeer en de toegang tot bronnen reguleren op basis van de identiteit en machtigingen van de gebruiker.
4. Auditatie en monitoring: Dit omvat het volgen en loggen van alle pogingen tot toegang op afstand, zowel succesvol als niet succesvol, samen met de acties van de gebruiker. Deze gegevens zijn cruciaal voor beveiligingsanalyses, het identificeren van potentiële inbreuken en het garanderen van naleving van regelgeving. Regelmatige beoordeling en analyse van auditlogboeken zijn van cruciaal belang. |