Er zijn verschillende dingen waar voor beschrijvende presentaties geldt:
* Hun voornaamste doel is om met woorden een beeld te schetsen. Ze zijn erop gericht een levendig en boeiend beeld te creëren in de geest van het publiek, in plaats van te overtuigen of te instrueren. De nadruk ligt op zintuiglijke details en suggestieve taal.
* Ze zijn sterk afhankelijk van beelden en zintuiglijke details. Ze gebruiken sterke werkwoorden, beschrijvende bijvoeglijke naamwoorden en metaforen om het publiek het onderwerp te laten ervaren. Een beroep op zien, horen, ruiken, proeven en aanraken is gebruikelijk.
* Ze zijn vaak chronologisch of ruimtelijk georganiseerd. Een chronologische benadering zou gebeurtenissen kunnen beschrijven in de volgorde waarin ze plaatsvonden, terwijl een ruimtelijke benadering een plaats van links naar rechts, van boven naar beneden of op een andere systematische manier zou kunnen beschrijven.
* Ze kunnen worden gebruikt om bijna alles te beschrijven. Van een historische gebeurtenis tot een fictief personage, van een geografische locatie tot een wetenschappelijk proces:beschrijvende presentaties zijn veelzijdig.
* Ze gaan minder over argumentatie of analyse en meer over observatie en evocatie. Hoewel er misschien een punt of een onderliggend thema is, is het hoofddoel niet om het publiek van een bepaald standpunt te overtuigen, maar om een gedetailleerde en boeiende weergave te delen.
* Effectieve beschrijvende presentaties vereisen sterke schrijf- en spreekvaardigheden. Het kiezen van de juiste woorden, het creëren van overtuigende beelden en het leveren van de presentatie met een boeiende toon en tempo zijn van cruciaal belang voor succes.
Kortom, bij een beschrijvende presentatie gaat het om het tonen, niet om het vertellen, en om het creëren van een rijke en gedenkwaardige ervaring voor het publiek door middel van gedetailleerde en levendige beschrijvingen. |