Over het algemeen worden de drie formatteringsniveaus op een computer beschouwd als:
1. Opmaak op laag niveau (fysieke opmaak): Dit heeft rechtstreeks betrekking op de fysieke eigenschappen van het opslagapparaat (zoals een harde schijf of SSD). Het bereidt het apparaat op een fundamenteel niveau voor en creëert de basisstructuur die nodig is voor het opslaan van gegevens, zoals tracks en sectoren. Dit wordt meestal gedaan door de fabrikant of via gespecialiseerde schijfhulpprogramma's op laag niveau. Het wordt zelden gedaan door de gemiddelde gebruiker.
2. Opmaak op hoog niveau (logische opmaak): Hierdoor wordt het bestandssysteem op een opslagapparaat gemaakt. Dit definieert hoe gegevens worden georganiseerd en geopend, waarbij zaken als mappen, bestandsnamen en toewijzingstabellen worden gemaakt. Voorbeelden van bestandssystemen zijn NTFS (Windows), FAT32, exFAT en APFS (macOS). Dit is wat er gebeurt als u een schijf formatteert via de tools van uw besturingssysteem.
3. Presentatie-opmaak: Dit verwijst naar het formatteren van de *inhoud* van bestanden. Dit heeft te maken met hoe de gegevens *voor de gebruiker * verschijnen*. Dit omvat zaken als lettertypestijlen, alinea-inspringing, paginamarges (in een document), vetgedrukt, cursief, enz. Het wordt bestuurd door toepassingen zoals tekstverwerkers, spreadsheets en andere software die opmaakopties binnen de programma's zelf gebruiken.
Het is belangrijk op te merken dat de term 'opmaak' enigszins losjes kan worden gebruikt, en dat verschillende contexten deze niveaus anders kunnen groeperen of onderverdelen. Maar deze drie vertegenwoordigen over het algemeen de belangrijkste verschillen. |