Traditioneel computergebruik, in de context van besturingssystemen, verwijst naar het paradigma van computergebruik dat dateert van vóór de wijdverbreide adoptie van cloud computing, mobiel computergebruik en massaal parallelle systemen. Het wordt gekenmerkt door verschillende belangrijke kenmerken:
* Client-serverarchitectuur (voornamelijk): Hoewel er peer-to-peer-netwerken bestonden, was het dominante model een client-server-architectuur. Clients (zoals desktops of werkstations) vroegen diensten aan bij een centrale server. Deze server beheerde bronnen zoals opslag, afdrukken en applicatiesoftware.
* Lokale verwerking: Het merendeel van de berekeningen vond plaats op de clientcomputer. De server fungeerde voornamelijk als resourceprovider en gegevensopslagplaats.
* Systemen voor één of meerdere gebruikers: Besturingssystemen konden worden ontworpen voor een enkele gebruiker (zoals vroege versies van MS-DOS) of voor meerdere gebruikers (zoals Unix-varianten), maar het interactiemodel was doorgaans direct en omvatte een speciale terminal of werkstation per gebruiker. Virtualisatie was minder gebruikelijk en minder geavanceerd.
* Speciale hardware: Aan elke applicatie of gebruiker waren vaak speciale hardwarebronnen toegewezen. Efficiënte toewijzing van middelen was een belangrijk aandachtspunt van het besturingssysteem, maar het concept van dynamische toewijzing en schaalvergroting was minder ontwikkeld.
* Beperkte netwerkconnectiviteit: Netwerkconnectiviteit was vaak beperkt in bandbreedte en werd voornamelijk gebruikt voor het delen van bestanden en externe toegang in plaats van voor complexe gedistribueerde applicaties.
* Preëmptieve multitasking: Besturingssystemen boden preventieve multitasking, waardoor meerdere programma's schijnbaar gelijktijdig konden worden uitgevoerd (hoewel dit op één CPU tijdrovend was). De verfijning van procesbeheer en resourceplanning was echter minder geavanceerd dan in moderne besturingssystemen.
In tegenstelling tot moderne paradigma's was traditioneel computergebruik meer gericht op individuele machines en hun lokale verwerkingskracht. De opkomst van cloud computing en gedistribueerde systemen verlegde de focus naar gedistribueerde verwerking, schaalbaarheid en het delen van bronnen over enorme netwerken, waardoor de grenzen tussen wat 'client' en 'server' inhouden, vervaagden. De onderliggende principes van procesbeheer, geheugentoewijzing en I/O-afhandeling die in traditionele besturingssystemen zijn vastgelegd, blijven echter fundamentele concepten in moderne besturingssystemen. |