Elke cel in een Microsoft Excel-tabel kan het volgende bevatten:
* Cijfers: Deze kunnen worden opgemaakt als valuta, percentages, datums, tijden, enz. Excel kan berekeningen uitvoeren op deze getallen.
* Tekst: Dit omvat letters, cijfers die als tekst worden behandeld (bijvoorbeeld "123 Main St"), symbolen en spaties.
* Data en tijden: Excel slaat deze op als getallen, maar formatteert ze zodat ze gemakkelijk kunnen worden gelezen. U kunt berekeningen uitvoeren (zoals het vinden van het verschil tussen twee datums).
* Formules: Dit zijn instructies die Excel opdracht geven berekeningen of andere acties uit te voeren. Ze beginnen altijd met een gelijkteken (=). De resultaten van de formule worden in de cel weergegeven.
* Functies: Vooraf gebouwde formules die specifieke taken uitvoeren (bijvoorbeeld SUM, AVERAGE, IF). Functies maken deel uit van formules.
* Booleaanse waarden: WAAR of ONWAAR. Handig in logische formules.
* Fouten: Als een formule niet kan worden berekend, wordt een foutwaarde (zoals #DIV/0!, #REF!, #NAME?, enz.) weergegeven.
* Grafieken en andere objecten: Hoewel ze niet direct *in* de cel staan, kunnen diagrammen en andere objecten op een werkblad worden geplaatst en kan hun positie worden verankerd aan een specifieke cel of celbereik. De cel zelf bevat alleen een verwijzing naar het object, niet naar de gegevens van het object.
Kortom, een cel kan één enkel gegeven of het resultaat van een berekening bevatten, maar is in wezen een container voor één enkele invoer. |