Naast 'GEMIDDELD' zijn veel Excel-functies nuttig voor het analyseren van groepen metingen. Hier zijn er een paar, gecategoriseerd voor de duidelijkheid:
Beschrijvende statistieken:
* `GEMIDDELD`: Berekent het rekenkundig gemiddelde.
* `MEDIAAN`: Vindt de middelste waarde in een gegevensset. Robuust voor uitschieters ten opzichte van het gemiddelde.
* `MODE`: Bepaalt de meest voorkomende waarde.
* `STDEV.P` (of `STDEV.S`): Berekent de standaarddeviatie van de populatie (of steekproef) en meet de spreiding of spreiding van de gegevens.
* `VAR.P` (of `VAR.S`): Berekent de populatievariantie (of steekproefvariantie) (het kwadraat van de standaarddeviatie).
* `MIN`: Vindt de kleinste waarde.
* `MAX`: Vindt de grootste waarde.
* `KWARTIEL`: Retourneert de kwartielwaarden (waarbij de gegevens in vier gelijke delen worden verdeeld). Handig voor het maken van boxplots.
* `PERCENTIEL.INC`: Retourneert het k-de percentiel van een gegevensset.
* `COUNT`: Telt het aantal cellen dat getallen bevat.
* `COUNTA`: Telt het aantal niet-lege cellen.
Gegevensdistributie en waarschijnlijkheid:
* `FREQUENTIE`: Berekent hoeveel waarden binnen opgegeven bereiken (bakken) vallen. Dit is een matrixfunctie, wat betekent dat u een celbereik moet selecteren voordat u de formule invoert en op Ctrl+Shift+Enter drukt.
* `NORM.DIST` (of `NORM.INV`, `NORM.S.DIST`, `NORM.S.INV`): Deze functies hebben betrekking op de normale verdeling; ze zijn cruciaal voor het testen van hypothesen en andere statistische analyses.
Andere nuttige functies:
* `SOM`: Telt alle getallen in een celbereik op.
* `SUMIF`/`SUMIFS`: Telt waarden op op basis van een of meer criteria. Handig voor het analyseren van subgroepen binnen uw gegevens.
* `AVERAGEIF`/`AVERAGEIFS`: Middelt waarden op basis van een of meer criteria.
* `COUNTIF`/`COUNTIFS`: Telt cellen die aan een bepaald criterium voldoen.
Het kiezen van de juiste functie hangt af van uw specifieke analytische doel. Bijvoorbeeld:
* Om de centrale tendens te begrijpen:gebruik `AVERAGE`, `MEDIAN` of `MODE`.
* Om de spreiding te begrijpen:gebruik `STDEV.P`, `STDEV.S`, `VAR.P` of `VAR.S`.
* Om uitschieters te identificeren:onderzoek de waarden `MIN`, `MAX` en `QUARTILE`, of maak een boxplot.
* Om de distributie te analyseren:gebruik `FREQUENCY` en eventueel histogramgrafieken.
Denk eraan om altijd te overwegen of u met een populatie of een steekproef werkt bij het kiezen tussen populatie- en steekproefversies van functies (bijvoorbeeld `STDEV.P` vs. `STDEV.S`). |