Er is niet één enkele Excel-opdracht om zowel rijen als kolommen tegelijkertijd op te geven, zoals u misschien denkt (zoals een enkele functie die rij- en kolomnummers als argumenten gebruikt). In plaats daarvan gebruik je verschillende methoden, afhankelijk van wat je wilt doen:
* Voor het verwijzen naar een bereik: U gebruikt eenvoudig de celnotatie. 'A1:B10' verwijst bijvoorbeeld naar het cellenbereik van A1 tot B10 (inclusief alle cellen ertussen). Dit is de meest gebruikelijke manier om rijen en kolommen samen op te geven.
* Voor het selecteren van een bereik: U kunt het bereik direct selecteren met uw muis of toetsenbord (Shift + pijltjestoetsen).
* Binnen formules: U gebruikt celverwijzingen (bijvoorbeeld `SOM(A1:B10)`, `GEMIDDELDE(A1:C5)`) binnen functies om met de opgegeven rijen en kolommen te werken.
* Met `INDEX` en `ROW`/`COLUMN`: U kunt rijen en kolommen binnen formules dynamisch specificeren met behulp van de `INDEX`-functie samen met de `ROW`- en `COLUMN`-functies om rij- en kolomnummers te genereren. Dit is krachtig voor het maken van flexibele formules.
* `OFFSET` Functie: De `OFFSET`-functie kan een bereik creëren op basis van een startcel en verschuivingen in rijen en kolommen.
Kortom, er is niet één "opdracht", maar er zijn verschillende manieren om rijen en kolommen te specificeren, afhankelijk van de context (selecteren, verwijzen binnen formules, of het dynamisch genereren van bereiken). De celnotatie (bijvoorbeeld 'A1:B10') is de meest fundamentele en meest gebruikte methode. |