Onderwijssystemen kunnen op verschillende manieren worden gecategoriseerd, afhankelijk van de gebruikte criteria. Hier zijn enkele veel voorkomende classificaties:
Op niveau:
* Voor- en vroegschoolse educatie (ECE): Richt zich op de ontwikkeling van jonge kinderen (doorgaans vanaf de geboorte tot de leeftijd van 5 of 6 jaar) door middel van spelend leren en socialisatie. Dit kan de kleuterschool, de kleuterschool, de kleuterschool omvatten.
* Basisonderwijs (basisschool): De basisfase, die doorgaans de leeftijd van 6 tot 11 of 12 jaar bestrijkt. De nadruk ligt op alfabetisering, rekenen en basisvakken.
* Secondair onderwijs (middelbare/middelbare school): Bouwt voort op het basisonderwijs en biedt een breder curriculum met meer gespecialiseerde vakken. Vaak is daarbij sprake van een overstap naar een meer vakspecifieke aanpak.
* Tertiair onderwijs (hoger onderwijs): Omvat hogescholen, universiteiten en andere instellingen die postsecundair onderwijs aanbieden dat leidt tot certificaten, diploma's, associate-graden, bachelor-graden, master-graden en doctoraatsgraden.
* Postdoctoraal onderwijs: Verdere studies naast een bachelordiploma, zoals master-, doctoraats- en professionele graden (bijvoorbeeld rechten, geneeskunde).
* Volwassenenonderwijs: Leermogelijkheden voor volwassenen, die verschillende doeleinden omvatten, zoals professionele ontwikkeling, persoonlijke verrijking of het verwerven van basisvaardigheden.
Per structuur:
* Formeel onderwijs: Gestructureerd leren dat plaatsvindt in erkende instellingen (scholen, hogescholen, universiteiten) met een gedefinieerd curriculum, beoordeling en kwalificaties.
* Informeel onderwijs: Leren dat plaatsvindt buiten de formele instellingen, vaak door levenservaringen, interacties en zelfgestuurd leren.
* Niet-formeel onderwijs: Gestructureerd leren buiten formele instellingen, vaak gericht op specifieke vaardigheden of kennisgebieden, zoals beroepsopleiding of gemeenschapsprogramma's.
Per aanpak:
* Traditioneel onderwijs: Legt de nadruk op docentgerichte instructie, gestandaardiseerde tests en een gestructureerd curriculum.
* Progressief onderwijs: Richt zich op studentgericht leren, ervaringsleren en geïndividualiseerd onderwijs.
* Montessori-onderwijs: Een kindgerichte educatieve benadering die de nadruk legt op zelfgestuurde activiteit, praktijkgericht leren en samenwerkend spelen.
* Waldorfonderwijs: Een holistische benadering die de nadruk legt op verbeelding, creativiteit en artistieke expressie.
* Onscholing: Een leerlinggerichte aanpak waarbij kinderen leren door hun eigen gekozen activiteiten en ervaringen, met begeleiding en ondersteuning van ouders of voogden.
Door financiering:
* Openbaar onderwijs: Gefinancierd door de overheid en toegankelijk voor alle burgers.
* Privéonderwijs: Gefinancierd door collegegeld, donaties of schenkingen, vaak met een specifieke religieuze, filosofische of pedagogische oriëntatie.
Door bestuur:
* Gecentraliseerde systemen: Het leerplan en de normen worden op nationaal niveau bepaald.
* Gedecentraliseerde systemen: Het leerplan en de normen worden op lokaal of regionaal niveau bepaald, waardoor een grotere flexibiliteit en aanpassing aan lokale behoeften mogelijk is.
Deze categorieën sluiten elkaar niet uit, en veel onderwijssystemen combineren aspecten van verschillende typen. Een land kan bijvoorbeeld een openbaar, formeel, traditioneel onderwijssysteem hebben op het basisniveau, maar een meer gedecentraliseerde, informele en progressieve aanpak op het tertiaire niveau. |