De structuur van de gegevens die in het secundaire geheugen zijn opgeslagen, is zeer variabel en hangt van verschillende factoren af, waaronder:
* Het type secundaire opslag: Verschillende opslagmedia (harde schijven (HDD's), solid-state drives (SSD's), optische schijven, tapedrives) hebben verschillende onderliggende fysieke structuren die van invloed zijn op de manier waarop gegevens worden georganiseerd. HDD's gebruiken bijvoorbeeld magnetische schotels en lees-/schrijfkoppen, terwijl SSD's flashgeheugen gebruiken. Dit heeft invloed op de manier waarop gegevens worden benaderd en op het niveau van de inherente organisatie.
* Het bestandssysteem: Het bestandssysteem is een cruciale softwarelaag die gegevens op het opslagapparaat organiseert. Het bepaalt hoe bestanden en mappen worden gestructureerd, benoemd en gelokaliseerd. Veel voorkomende bestandssystemen zijn NTFS, FAT32, ext4, APFS, enz., elk met zijn eigen organisatorische aanpak (bijvoorbeeld hoe metagegevens zoals bestandsgrootte en tijdstempels worden opgeslagen).
* De applicatie: De applicatie die de gegevens maakt of gebruikt, dicteert vaak de interne structuur van de gegevens in een bestand. Een tekstbestand is eenvoudigweg een reeks tekens, terwijl een databasebestand een complex, intern schema kan hebben met tabellen, indexen en relaties. Afbeeldingsbestanden (JPEG, PNG) hebben specifieke formaten die definiëren hoe pixels en metagegevens worden opgeslagen.
Algemene principes:
Ongeacht de specifieke implementatie zijn er enkele algemene principes van toepassing:
* Bestanden: Gegevens worden doorgaans georganiseerd in bestanden, dit zijn logische gegevenseenheden met een naam en bijbehorende metagegevens. Een bestand kan alles bevatten, van eenvoudige tekst tot complexe binaire gegevens.
* Mappen (mappen): Bestanden worden vaak gegroepeerd in mappen om de organisatie en het beheer te verbeteren. Mappen zelf kunnen andere mappen bevatten, waardoor een hiërarchisch bestandssysteem ontstaat.
* Metagegevens: Aan elk bestand en elke map zijn metagegevens gekoppeld, dit zijn gegevens *over* de gegevens. Dit omvat informatie zoals bestandsgrootte, aanmaakdatum, datum van laatste wijziging, machtigingen en bestandstype.
* Fysieke indeling: Het onderliggende fysieke opslagmedium kent een eigen organisatie. HDD's organiseren gegevens bijvoorbeeld in tracks, sectoren en cilinders. SSD's gebruiken flash-geheugenchips, georganiseerd in blokken en pagina's. Het bestandssysteem wijst logische bestanden en mappen toe aan deze fysieke locaties.
* Gegevensstructuren binnen bestanden: De *interne* structuur van een bestand weerspiegelt vaak de datastructuur die door de applicatie wordt gebruikt. Het kan hierbij gaan om zaken als arrays, gekoppelde lijsten, bomen, grafieken of aangepaste datastructuren, allemaal geserialiseerd op een manier die de applicatie later kan reconstrueren.
Kortom, er is niet *één* structuur. De structuur van gegevens in het secundaire geheugen is een gelaagde combinatie van de fysieke kenmerken van het opslagapparaat, het bestandssysteem dat de gegevens organiseert, en de interne structuur die wordt bepaald door de toepassing die de gegevens gebruikt. De complexiteit neemt aanzienlijk toe bij het overwegen van databases en andere geavanceerde gegevensbeheersystemen. |