Een 56k-modem bereikte zelden zijn theoretische maximale snelheid van 56 kbps bij gebruik in de echte wereld. Hier zijn drie redenen waarom:
1. Lijnkwaliteit: 56k-modems waren afhankelijk van de bestaande telefoonlijnen. Deze lijnen waren niet ontworpen voor snelle datatransmissie en hadden last van ruis, verzwakking (signaalverzwakking over afstand) en andere beperkingen. Elke verslechtering van de lijnkwaliteit had een directe invloed op de haalbare verbindingssnelheid, wat vaak resulteerde in aanzienlijk lagere snelheden dan 56 kbps. Factoren als lange rijen, oudere bedrading en interferentie van andere elektrische apparaten hebben hieraan bijgedragen.
2. Modemcompatibiliteit: Zelfs als de lijn onberispelijk was, moesten twee modems een verbindingssnelheid bereiken die ze allebei ondersteunden. Als één modem ouder was of van een ander merk, werd voor een lagere gemene delersnelheid gekozen, vaak ver onder de 56 kbps. Dit was een belangrijke beperking omdat de standaardisatie niet bij alle fabrikanten perfect was.
3. Gegevenscompressie: Hoewel datacompressie werd gebruikt om de effectieve doorvoer te verbeteren, was dit niet altijd perfect efficiënt en bracht het vaak overhead met zich mee. De werkelijke gegevensoverdrachtsnelheid na compressie en decompressie kan aanzienlijk lager zijn dan de ruwe verbindingssnelheid. Dit was vooral merkbaar bij lijnen met ruis waar meer foutcorrectie nodig was, waardoor de effectieve snelheid verder werd verlaagd. |