Een proces omvat verschillende belangrijke componenten:
* Een programma: Dit is de reeks instructies die bepalen wat het proces doet. Het is het ‘wat’ van het proces. Zie het als het recept.
* Gegevens: Dit is de informatie waarop het programma werkt. Het zijn de "ingrediënten" van het recept. Dit omvat invoergegevens, tussenresultaten en uitvoergegevens.
* Systeembronnen: Dit zijn de bronnen die door het besturingssysteem (OS) aan het proces zijn toegewezen. Dit omvat:
* CPU-tijd: Tijdplakken op de processor om instructies uit te voeren.
* Geheugen: Ruimte in RAM om de instructies en gegevens van het programma op te slaan.
* Bestanden: Toegang tot bestanden op schijfopslag.
* Netwerkverbindingen: Toegang tot het netwerk voor communicatie.
* I/O-apparaten: Toegang tot randapparatuur zoals printers, toetsenborden en muizen.
* Status: Dit verwijst naar de huidige toestand van het proces. Het omvat zaken als:
* Hardlopen: Het proces gebruikt momenteel CPU-tijd.
* Klaar: Het proces wacht op zijn beurt op de CPU.
* Geblokkeerd/wachtend: Het proces wacht op een gebeurtenis (bijvoorbeeld voltooiing van een I/O-bewerking) voordat het verder kan gaan.
* Beëindigd: Het proces is voltooid.
* Proces-ID (PID): Een unieke identificatie die door het besturingssysteem aan elk proces wordt toegewezen. Hierdoor kan het besturingssysteem het proces volgen en beheren.
* Procesbesturingsblok (PCB): Een gegevensstructuur die door het besturingssysteem wordt onderhouden en die informatie over het proces bevat, zoals de status, PID, prioriteit, geheugentoewijzing en meer.
Kortom, een proces is meer dan alleen een programma; het is een programma in uitvoering, compleet met de gegevens, toegewezen bronnen en huidige status, allemaal beheerd door het besturingssysteem. |