Een stand-alone pakket is een op zichzelf staand softwareonderdeel dat onafhankelijk van andere applicaties of systemen kan worden geïnstalleerd en uitgevoerd. Het bevat alles wat het nodig heeft om te functioneren, zoals:
* Uitvoerbare code: Het programma zelf.
* Bibliotheken en afhankelijkheden: Alle externe code of bronnen waarvan het programma afhankelijk is, worden in het pakket gebundeld. Dit elimineert de noodzaak voor de gebruiker om ze afzonderlijk te installeren.
* Configuratiebestanden: Instellingen die nodig zijn om het programma correct te laten werken.
* Gegevensbestanden: Alle gegevens die het programma gebruikt (bijvoorbeeld afbeeldingen, geluiden, tekstbestanden).
* Documentatie: Bevat vaak helpbestanden of gebruikershandleidingen.
Het belangrijkste voordeel is het gemak van installatie en distributie. Gebruikers hoeven zich geen zorgen te maken over complexe afhankelijkheden of compatibiliteitsproblemen. Ze downloaden eenvoudigweg het pakket en voeren het uit. Dit staat in contrast met software die veel vereisten vereist of intensief samenwerkt met het onderliggende besturingssysteem. Voorbeelden zijn onder meer:
* Een enkelvoudig uitvoerbare applicatie: Een eenvoudig programma gebundeld in één bestand (zoals een .exe op Windows of een enkele .jar voor Java).
* Een zelfstandig installatieprogramma: Een installatieprogramma dat alle afhankelijkheden en configuratie tijdens het installatieproces afhandelt.
* Een afbeelding van een virtuele machine: Bevat het volledige besturingssysteem en applicaties binnen een gevirtualiseerde omgeving, waardoor vrijwel alle externe afhankelijkheden worden geëlimineerd.
* Een Docker-container: Verpakt een applicatie en de afhankelijkheden ervan in een gestandaardiseerde eenheid voor implementatie.
In wezen streeft een stand-alone pakket naar maximale draagbaarheid en gebruiksgemak door alles wat nodig is in één enkele, inzetbare eenheid te verpakken. |