De drie primaire kenmerken van een programmamodule zijn:
1. Input: Een module neemt gegevens of informatie uit andere delen van het programma of externe bronnen op. Dit kunnen parameters zijn die worden doorgegeven aan een functie, gegevens die uit een bestand worden gelezen of waarden uit een database zijn opgehaald.
2. verwerking: Een module voert een specifieke taak of bewerking uit op de invoergegevens. Dit kan een berekening zijn, een transformatie, een besluitvormingsproces of een andere soort berekening.
3. Uitgang: Een module produceert een resultaat of uitkomst op basis van de verwerking van de input. Deze uitvoer kan een enkele waarde zijn, een verzameling waarden, een gewijzigde gegevensstructuur, of het kan bijwerkingen veroorzaken, zoals afdrukken naar de console of schrijven naar een bestand.
Hoewel er andere kenmerken bestaan (zoals herbruikbaarheid, onderhoudbaarheid, enz.), Zijn deze drie - input, verwerking en output - fundamenteel om te definiëren wat een module *doet *. |