Er zijn twee soorten spreadsheetadressering:
1. Relatieve adressering: Een celverwijzing die verandert ten opzichte van de positie wanneer deze wordt gekopieerd of verplaatst. Als u bijvoorbeeld de formule `=A1+B1` van rij 1 naar rij 2 kopieert, wordt deze automatisch `=A2+B2`.
2. Absolute adressering: Een celverwijzing die constant blijft wanneer deze wordt gekopieerd of verplaatst. Dit wordt bereikt door een dollarteken ($) vóór de kolomletter en/of rijnummer te plaatsen. `=$A$1+B1` zal bijvoorbeeld altijd verwijzen naar cel A1, zelfs als deze wordt gekopieerd. `=A$1+B1` verwijst altijd naar rij 1, maar de kolom wordt aangepast ten opzichte van zijn positie. |