Veel grote, gevestigde bedrijven opereren, althans tot op zekere hoogte, met een functionele structuur. Het komt minder vaak voor dat een bedrijf *volledig* op deze manier is gestructureerd vanwege de beperkingen die ontstaan bij de groei, maar elementen ervan blijven vaak behouden. Het aanwijzen van een specifiek bedrijf en beweren dat het *puur* functioneel is, is moeilijk omdat organisatiestructuren complex en vaak hybride zijn.
Bedrijven die doorgaans worden geassocieerd met een sterke functionele structuur, vooral in de beginfase of op specifieke afdelingen, zijn onder meer:
* Kleinere productiebedrijven: Deze kunnen afzonderlijke afdelingen hebben voor productie, marketing, financiën en personeelszaken, die elk relatief onafhankelijk opereren.
* Universiteiten: Deze zijn vaak georganiseerd op functionele gebieden zoals academische afdelingen (biologie, geschiedenis, enz.), administratie en studentenvoorzieningen.
* Overheidsinstanties: Net als universiteiten hebben deze vaak afdelingen die verantwoordelijk zijn voor verschillende aspecten van hun missie (een gezondheidsinstantie kan bijvoorbeeld afdelingen hebben voor ziektepreventie, volksgezondheidseducatie en onderzoek).
* Advocatenkantoren: Deze kunnen verschillende groepen hebben die zich richten op verschillende rechtsgebieden (ondernemingsrecht, familierecht, enz.), die elk met hun eigen structuur en expertise opereren.
Het is belangrijk op te merken dat zelfs binnen deze voorbeelden subafdelingen of projectteams elementen van andere organisatiestructuren kunnen introduceren (divisie, matrix, enz.). Daarom kan geen enkel bedrijf definitief worden aangemerkt als een puur functionele organisatie. De functionele structuur dient vaak als fundament waarop andere structuren worden gebouwd. |