Vier fundamentele procesactiviteiten die gemeenschappelijk zijn voor alle softwareprocessen zijn:
1. Specificatie: Definiëren wat de software zou moeten doen. Dit omvat het begrijpen van de behoeften van de klant, het opwekken van vereisten en het documenteren ervan op een duidelijke en ondubbelzinnige manier. Dit kan het maken van use cases, gebruikersverhalen of formele vereiste specificaties inhouden.
2. Ontwikkeling: Het softwaresysteem maken. Dit omvat alle activiteiten die betrokken zijn bij het schrijven van code, het ontwerpen van de systeemarchitectuur, het bouwen van de gebruikersinterface en het integreren van verschillende componenten.
3. Validatie: Controleren of de software voldoet aan de specificatie. Dit omvat het testen van de software om ervoor te zorgen dat IT correct functioneert, voldoet aan de prestatievereisten en is bruikbaar. Dit kan eenheidstests, integratietests, systeemtests en gebruikersacceptatietests omvatten.
4. evolutie: De software wijzigen nadat deze aan de klant is geleverd. Software blijft zelden statisch; Het moet worden bijgewerkt om bugs te repareren, nieuwe functies toe te voegen, zich aan te passen aan veranderingen in de omgeving of de prestaties te verbeteren. Deze activiteit omvat onderhoud, bugfixing en verbetering.
Deze vier activiteiten zijn aanwezig in alle softwareprocessen, hoewel de specifieke technieken en methoden die worden gebruikt om ze uit te voeren aanzienlijk kunnen variëren. |