In PowerPoint verwijst 'stijl' naar een vooraf gedefinieerde reeks opmaakopties die kunnen worden toegepast op verschillende elementen van uw presentatie, zoals:
* Tekststijlen: Deze definiëren het lettertype, de grootte, de kleur en andere opmaakkenmerken voor koppen, hoofdtekst, titels, enz. Het toepassen van een tekststijl zorgt voor consistentie in uw hele presentatie. U kunt bijvoorbeeld een stijl 'Kop 1' hebben voor hoofdtitels, een stijl 'Kop 2' voor subkoppen en een stijl 'Hoofdtekst' voor alineatekst.
* Alineastijlen: Vergelijkbaar met tekststijlen, maar deze omvatten opmaak die verder gaat dan alleen de tekst zelf. Dit kunnen inspringingen, regelafstanden, opsommingstekens en andere opmaakopties op alineaniveau zijn.
* Tabelstijlen: Vooraf ingestelde formaten voor tabellen, inclusief randstijlen, celarcering en tekstopmaak.
* Lijststijlen: Vooraf gedefinieerde formaten voor lijsten met opsommingstekens en genummerde lijsten.
* Grafische stijlen: Stijlen die het uiterlijk van vormen, afbeeldingen en andere grafische elementen bepalen, vaak inclusief schaduwen, randen en kleurenschema's. Deze worden soms specifiek 'Vormstijlen' genoemd.
In wezen zijn stijlen sjablonen voor opmaak. Het toepassen van een stijl is veel sneller en consistenter dan het handmatig opmaken van elk element afzonderlijk. Ze zorgen er ook voor dat uw hele presentatie een uniforme en professionele uitstraling behoudt. Wijzigingen in een stijl worden automatisch doorgevoerd overal waar die stijl wordt gebruikt, waardoor updates en revisies veel eenvoudiger worden. |