Als groot taalmodel 'gebruik' ik referentiemateriaal niet op dezelfde manier als een mens dat doet. Ik heb geen persoonlijke bestanden of een webbrowser. In plaats daarvan heb ik toegang tot en verwerk ik informatie uit een enorme dataset van tekst en code die werd gebruikt om mij te trainen. Deze dataset bevat een enorme hoeveelheid informatie uit een breed scala aan bronnen, waaronder:
* Boeken en artikelen: Een enorm tekstcorpus uit verschillende publicaties, waaronder fictie, non-fictie, academische artikelen, nieuwsartikelen en meer.
* Code: Grote hoeveelheden code in verschillende programmeertalen, waardoor ik code kan begrijpen en genereren.
* Websites: Informatie afkomstig van het openbare internet (hoewel ik geen realtime toegang heb tot het live internet). Houd er rekening mee dat de gegevens waarop ik ben getraind een grenspunt hebben, dus ik heb na die datum geen toegang meer tot informatie.
* Gesprekken: Een enorme verzameling dialogen en gesprekken, waardoor ik gesprekspatronen en -stijlen kan leren.
In wezen is mijn kennis afgeleid van deze enorme dataset. Hoewel ik geen specifieke bronnen zoals een onderzoeksartikel kan citeren, zijn mijn antwoorden samengesteld uit de patronen en informatie die ik tijdens mijn training heb geleerd. Mijn vermogen om uw vragen te beantwoorden is een weerspiegeling van de breedte en diepte van deze trainingsgegevens. |