Voordat een document wordt afgedrukt, moeten verschillende functies worden gecontroleerd en eventueel aangepast, afhankelijk van het gewenste resultaat. Deze omvatten:
* Proeflezen: Controleer grondig op spelling, grammatica, interpunctie en feitelijke fouten. Dit is de meest cruciale stap.
* Opmaak: Zorg ervoor dat de lay-out van het document correct is, inclusief marges, lettergroottes, koppen, spatiëring en paginanummers.
* Afdrukvoorbeeld: Controleer het uiterlijk van het document zoals het wordt afgedrukt. Hierdoor kunt u eventuele opmaakproblemen onderkennen voordat u papier en inkt verspilt.
* Pagina-instelling: Controleer of het paginaformaat, de afdrukstand (staand of liggend) en de schaal geschikt zijn voor uw printer en het beoogde doel.
* Koptekst/voettekst: Controleer of de kop- en voetteksten correct zijn gepositioneerd en de nodige informatie bevatten (datum, paginanummer, enz.).
* Afdrukbereik: Selecteer de specifieke pagina's die u wilt afdrukken als u niet het hele document nodig heeft.
* Kleur/zwart-wit: Kies de juiste kleurinstelling om inkt te besparen of een nauwkeurige kleurreproductie te garanderen.
* Aantal exemplaren: Geef aan hoeveel exemplaren u nodig heeft.
* Papierselectie: Selecteer de juiste papiersoort en -formaat in uw printerinstellingen. Dit voorkomt papierstoringen en zorgt voor kwaliteitsafdrukken.
* Printerselectie: Zorg ervoor dat de juiste printer is geselecteerd, vooral als u meerdere printers hebt aangesloten.
Deze functies zijn niet altijd nodig voor elke afdruktaak, maar het controleren ervan vóór het afdrukken kan tijd en middelen besparen en een professioneel ogend eindproduct garanderen. |