In de bewerkingsmodus van Excel manipuleert u rechtstreeks de inhoud van een cel. Dit is in tegenstelling tot het navigeren door het werkblad of het maken van selecties. Met de bewerkingsmodus kunt u specifiek:
* Wijzig de inhoud van de cel: Dit omvat het typen van nieuwe tekst, cijfers, formules of datums. U kunt bestaande inhoud verwijderen of nieuwe tekens in de bestaande tekst invoegen.
* Gebruik de formulebalk: De formulebalk geeft de inhoud van de cel weer, waardoor nauwkeuriger bewerken mogelijk is, vooral bij langere formules of formules die speciale tekens bevatten. U kunt rechtstreeks typen of wijzigingen aanbrengen in de formulebalk.
* Opmaakwijzigingen direct toepassen: Hoewel u niet *alle* opmaak rechtstreeks in de bewerkingsmodus kunt toepassen, kunt u soms basiswijzigingen in het lettertype aanbrengen (vet, cursief, enz.), afhankelijk van hoe u de bewerking hebt gestart.
* Gebruik sneltoetsen: Talrijke sneltoetsen (zoals Ctrl+X voor knippen, Ctrl+C voor kopiëren, Ctrl+V voor plakken, enz.) werken in de bewerkingsmodus om de inhoud van de cel te manipuleren.
Het openen van de bewerkingsmodus gebeurt meestal op een van deze manieren:
* Dubbelklikken op een cel: Dit is de meest gebruikelijke methode.
* Druk op F2: Met deze toets wordt de actieve cel in de bewerkingsmodus gezet.
* Klikken in een cel: Met een enkele klik wordt de cel geselecteerd; een volgende klik (of dubbelklik) zal de bewerkingsmodus openen.
* Begin met typen in een cel: Door simpelweg in een geselecteerde cel te typen, wordt deze automatisch in de bewerkingsmodus gezet.
Als u klaar bent met bewerken, verlaat u de bewerkingsmodus door op Enter te drukken (om de wijzigingen te accepteren en naar de volgende cel te gaan) of door op de Esc-toets te drukken (om de wijzigingen te annuleren en de cel te laten zoals deze was). |