Microsoft Excel biedt veel celformaten, maar hier zijn zes veelvoorkomende en uiteenlopende voorbeelden:
1. Nummer: Dit is het standaardformaat. Het geeft getallen weer zoals ze zijn ingevoerd, waarbij decimalen, scheidingstekens voor duizendtallen en weergave van negatieve getallen mogelijk zijn. U kunt het aantal decimalen enz. aanpassen.
2. Valuta: Geeft getallen weer als geldwaarden, inclusief een valutasymbool (bijvoorbeeld $, €, £) en vaak scheidingstekens voor duizendtallen. U kunt het gebruikte valutasymbool opgeven.
3. Datum: Formatteert een cel om datums in verschillende formaten weer te geven (bijvoorbeeld MM/DD/JJJJ, DD/MM/JJJJ, Maand DD, JJJJ). Excel slaat datums intern op als getallen, maar dit formaat maakt een door mensen leesbare weergave mogelijk.
4. Tijd: Geeft tijden weer in verschillende formaten (bijvoorbeeld HH:MM:SS, HH:MM AM/PM). Net als bij datums is het een opgemaakte weergave van een numerieke waarde.
5. Percentage: Geeft een getal weer als een percentage (bijvoorbeeld 10% in plaats van 0,1). Het vermenigvuldigt het onderliggende getal met 100 en voegt het%-symbool toe.
6. Tekst: Behandelt de inhoud van de cel als platte tekst. Dit voorkomt dat Excel de inhoud interpreteert als een getal, datum of formule, wat handig is voor zaken als alfanumerieke codes of tekenreeksen die niet mogen worden berekend. |