Wanneer het formaat van bitmapafbeeldingen wordt gewijzigd, worden de afbeeldingsgegevens zelf gemanipuleerd, wat in de meeste gevallen tot kwaliteitsverlies leidt. In tegenstelling tot vectorafbeeldingen, die zijn gebaseerd op wiskundige vergelijkingen en waarvan het formaat kan worden gewijzigd zonder details te verliezen, bestaan bitmaps uit een vast raster van pixels.
Afhankelijk van de methode voor het wijzigen van het formaat gebeurt het volgende:
* Vergroten (opschalen): De software moet nieuwe pixels maken om de grotere afmetingen te vullen. Dit gebeurt doorgaans via interpolatie-algoritmen (bijvoorbeeld dichtstbijzijnde buur, bilineair, bicubisch). Deze algoritmen schatten de kleurwaarden van de nieuwe pixels op basis van de omringende bestaande pixels. Dit proces introduceert steevast wazigheid, gekartelde randen (pixelvorming) of artefacten. Hoe hoger de kwaliteit van het interpolatiealgoritme, hoe beter het resultaat, maar enig verlies is altijd onvermijdelijk.
* Verminderen (verkleinen): De software moet pixels verwijderen om in de kleinere afmetingen te passen. Dit houdt in dat u selecteert welke pixels u wilt behouden en dat u andere pixels weggooit. Dit proces resulteert in detailverlies en kan leiden tot een blokkerig of korrelig uiterlijk. Het is over het algemeen minder visueel schadelijk dan opschalen, maar er gaan nog steeds details verloren.
Kortom, het formaat van bitmapafbeeldingen wijzigen is een destructief proces. Hoe meer u het formaat van een bitmap wijzigt, vooral als u deze herhaaldelijk vergroot, hoe merkbaarder de kwaliteitsvermindering wordt. Om de beeldkwaliteit te behouden, kunt u het beste met het originele bestand met de hoogste resolutie werken en het formaat slechts één keer wijzigen naar de uiteindelijk gewenste grootte. |