Het bestandstype wordt bepaald door een combinatie van factoren:
* De maakapplicatie: De belangrijkste factor. Wanneer een programma (zoals Microsoft Word, Photoshop of een video-editor) een bestand maakt, wijst het metagegevens (vaak onzichtbare informatie) toe die het bestandstype aangeven. Dit kan een expliciete identificatie van het bestandstype zijn (zoals .docx voor Word-documenten) of interne structuren in het bestand zelf die programma's gebruiken om het formaat ervan te herkennen.
* De bestandsextensie: Dit is het deel van de bestandsnaam na de laatste punt (bijvoorbeeld ".txt", ".pdf", ".jpg"). Hoewel *cruciaal voor gebruikersidentificatie*, is het niet altijd een waterdichte manier om het daadwerkelijke bestandstype te bepalen. Een kwaadaardig bestand kan een misleidende extensie gebruiken.
* Bestandskop: Veel bestandstypen hebben een unieke "handtekening" of header aan het begin van het bestand. Dit is een specifieke reeks bytes die het bestandsformaat identificeert. Besturingssystemen en programma's gebruiken deze header vaak om het bestandstype te verifiëren, zelfs als de extensie ontbreekt of onjuist is.
* Interne bestandsstructuur: De algehele organisatie en datastructuren *binnen* het bestand zelf dragen ook bij aan type-identificatie. Een PDF-bestand heeft bijvoorbeeld een specifieke structuur die het onderscheidt van een JPEG.
Kortom, de applicatie die het bestand aanmaakt is primair, de bestandsextensie is een voor mensen leesbare indicator die vaak in combinatie met andere methoden wordt gebruikt, en de bestandskop en interne structuur worden door het besturingssysteem en applicaties gebruikt voor nauwkeurige identificatie. Het besturingssysteem gebruikt deze informatie vervolgens om de juiste applicatie te kiezen om het bestand te openen. |