Er bestaat geen enkele, universeel gebruikte methode om software uitsluitend aan de hand van het mappad te identificeren. Het mappad *kan* deel uitmaken van het identificatieproces in bepaalde specifieke contexten, maar het is geen betrouwbare of standaardidentificatie. Dit is waarom:
* Draagbaarheid: Software wordt vaak op verschillende locaties geïnstalleerd, afhankelijk van het besturingssysteem, gebruikersrechten en installatiekeuzes. Door op een pad te vertrouwen, wordt de identificatie platformspecifiek en zeer variabel.
* Meerdere installaties: Een gebruiker kan meerdere versies van dezelfde software installeren, elk op een andere locatie. Het pad zou geen onderscheid tussen hen maken.
* Verwijdering: Na het verwijderen bestaat het pad nog steeds (hoewel het mogelijk leeg is), maar de software is verdwenen.
* Symbolische links/snelkoppelingen: Het daadwerkelijke uitvoerbare bestand bevindt zich mogelijk ergens anders, waarbij de map alleen snelkoppelingen of symbolische links bevat.
In plaats van het pad te gebruiken, wordt software doorgaans geïdentificeerd door:
* Uitvoerbare bestandsnaam: Dit is consistenter, maar nog steeds niet onfeilbaar (meerdere versies kunnen vergelijkbare namen hebben).
* Unieke identificatiegegevens (UUID's): Veel installateurs genereren unieke ID's voor elke installatie.
* Registergegevens (Windows): Windows gebruikt het register om informatie over geïnstalleerde software op te slaan.
* Pakketbeheerders (Linux, macOS): Pakketbeheerders zoals apt, yum of Homebrew houden softwarepakketten en hun versies bij.
* Digitale handtekeningen: Deze verifiëren de authenticiteit en herkomst van de software.
Hoewel het mappad in bepaalde beperkte situaties (bijvoorbeeld bij het oplossen van problemen met een specifieke installatie) een aanwijzing kan zijn, is het geen betrouwbare of robuuste methode voor het uniek identificeren van software. |