* De programma's voor vroege elektromechanische rekenmachines: Machines als de Analytical Engine (ontworpen door Charles Babbage, maar nooit volledig gebouwd) en de Zuse Z3 hadden programma's die hun werking controleerden, zij het in zeer rudimentaire vormen vergeleken met moderne software. Deze programma's werden vaak geïmplementeerd met behulp van ponskaarten of tapes. Dit zijn sterke kandidaten om de vroegste te zijn, hoewel het aantoonbaar geen 'software' is zoals we het vandaag de dag begrijpen.

* Vroege assembleertaalprogramma's: Toen elektronische computers opkwamen, werden programma's geschreven in assembleertalen:programmeertalen op laag niveau die rechtstreeks overeenkwamen met machine-instructies. Deze stonden nog steeds heel dicht bij de hardware, maar vertegenwoordigden een belangrijke stap in de richting van het abstraheren van het programmeerproces.

* De eerste programmeertalen op hoog niveau: Talen als Fortran (1957) en COBOL (1959) waren baanbrekend omdat ze programmeurs in staat stelden code te schrijven in een voor mensen leesbare vorm, die vervolgens werd vertaald in machine-instructies. Deze komen dichter in de buurt van wat we vandaag de dag als software zouden herkennen.

Het is moeilijk om definitief te zeggen wat ‘eerst’ was, omdat de ontwikkeling niet lineair verliep. Verschillende soorten programma's werden gelijktijdig op verschillende machines ontwikkeld. De "eerste" software hangt sterk af van hoe u "software" definieert en welke criteria u prioriteit geeft.