Inkapseling in de datalinklaag dient het cruciale doel van het voorbereiden van gegevens voor verzending via de fysieke link. Het neemt gegevens ontvangen van de netwerklaag (of een hogere laag in sommige modellen) en verpakt deze in een frame, waarbij header- en trailerinformatie wordt toegevoegd die nodig is om de fysieke link de gegevens correct te laten begrijpen en verwerken. Dit omvat:
* Adres: De datalinklaag voegt bron- en bestemmings-MAC-adressen toe aan het frame. Hierdoor kan het frame worden afgeleverd bij het juiste apparaat op het lokale netwerksegment.
* Foutdetectie: Het voegt foutdetectiecodes (zoals checksums of CRC) aan het frame toe. Hierdoor kan het ontvangende apparaat de gegevensintegriteit verifiëren en eventuele transmissiefouten detecteren. Als er fouten worden gedetecteerd, kan het frame worden weggegooid of kan om hertransmissie worden verzocht.
* Inlijsten: Het definiëren van het begin en het einde van de data-eenheid (het frame) om deze af te bakenen van andere frames op hetzelfde fysieke medium. Dit zorgt ervoor dat het ontvangende uiteinde de stroom bits nauwkeurig in individuele frames kan parseren.
* Stroomcontrole: Bepaalde datalinkprotocollen (zoals HDLC) bevatten mechanismen binnen het frame voor het beheren van de gegevensstroom om bufferoverflows bij de ontvanger te voorkomen.
* Toegangscontrole: De datalinklaag kan informatie bevatten die verband houdt met mediatoegangscontrole (MAC) – hoe het apparaat toegang heeft gekregen tot het gedeelde medium (bijvoorbeeld de CSMA/CD van Ethernet of de conflictmechanismen van draadloos 802.11). Dit maakt niet strikt deel uit van *elke* inkapseling, maar is vaak met elkaar verweven.
Kortom, inkapseling op de datalinklaag transformeert netwerklaagpakketten (of gegevens uit een hogere laag) in een formaat dat geschikt is voor het specifieke fysieke medium, waardoor een betrouwbare en foutloze transmissie via dat medium wordt gegarandeerd. Het is een fundamentele stap in het mogelijk maken van communicatie tussen netwerkapparaten. |