Gegevens bestaan uit ruwe feiten en cijfers . Deze kunnen vele vormen aannemen, maar in wezen vertegenwoordigen ze een meetbaar of waarneembaar kenmerk. Deze feiten en cijfers krijgen pas betekenis als ze binnen een context worden georganiseerd, verwerkt en geïnterpreteerd.
Om specifieker te zijn, kunnen gegevens bestaan uit:
* Cijfers: Kwantitatieve metingen (bijvoorbeeld temperatuur, lengte, gewicht, verkoopcijfers).
* Tekst: Woorden, zinnen, alinea's en andere geschreven of getypte informatie.
* Afbeeldingen: Afbeeldingen, foto's, diagrammen en andere visuele representaties.
* Audio: Geluiden, muziek, spraak en andere auditieve informatie.
* Video: Bewegende beelden met geluid.
* Code: Instructies gegeven aan een computer.
* Symbolen: Letters, cijfers, leestekens en andere tekens die betekenis hebben.
Uiteindelijk worden al deze vormen digitaal weergegeven als reeksen bits (0's en 1's) binnen een computersysteem. De betekenis die aan de gegevens wordt toegekend, komt voort uit de context waarin ze worden gebruikt en de manier waarop ze worden georganiseerd en geanalyseerd. |