De informatie die uit een datadiagram wordt verkregen, is sterk afhankelijk van het *type* datadiagram dat wordt gebruikt. Er is niet één enkel antwoord. Verschillende diagrammen dienen verschillende doeleinden en onthullen verschillende aspecten van de gegevens. Hier zijn enkele voorbeelden:
1. Entiteit-relatiediagram (ERD):
* Verkregen informatie: Dit diagram toont de entiteiten (dingen) die bij een systeem betrokken zijn, hun attributen (eigenschappen) en de relaties daartussen. Je leert over:
* Entiteiten: Welke sleutelobjecten of concepten er bestaan (bijvoorbeeld klanten, producten, bestellingen).
* Kenmerken: De kenmerken van elke entiteit (bijvoorbeeld klantnaam, productprijs, besteldatum).
* Relaties: Hoe entiteiten met elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld:een klant *plaatst* veel bestellingen, een bestelling bevat veel producten).
* Kardinaliteit: Hoeveel instanties van de ene entiteit kunnen verband houden met een andere (bijvoorbeeld één-op-één, één-op-veel, veel-op-veel).
2. Gegevensstroomdiagram (DFD):
* Verkregen informatie: Dit diagram illustreert hoe gegevens door een systeem bewegen. Je leert over:
* Processen: Acties die gegevens transformeren (bijv. Totaal berekenen, Bestelling valideren).
* Gegevensopslag: Waar gegevens worden opgeslagen (bijvoorbeeld database, bestand).
* Gegevensstromen: De verplaatsing van gegevens tussen processen en gegevensopslagplaatsen.
* Externe entiteiten: Bronnen en bestemmingen van gegevens buiten het systeem (bijvoorbeeld klant, leverancier).
3. UML-klassediagram:
* Verkregen informatie: Dit diagram toont klassen (vergelijkbaar met entiteiten in ERD's), hun attributen en methoden (functies). Het wordt vaak gebruikt bij softwareontwerp. Je leert over:
* Lessen: Blauwdrukken voor objecten (bijvoorbeeld klasse 'Klant', klasse 'Bestelling').
* Kenmerken: Variabelen binnen een klasse (bijvoorbeeld `customerName`, `orderDate`).
* Methoden: Functies die op de klasse werken (bijvoorbeeld `placeOrder()`, `calculateTotal()`).
* Relaties: Hoe klassen op elkaar inwerken (bijvoorbeeld overerving, associatie, samenstelling).
4. Schemadiagram (Databaseschema):
* Verkregen informatie: Dit toont de structuur van een database. Je leert over:
* Tabellen: Verzamelingen van gegevens georganiseerd in rijen en kolommen.
* Kolommen: Attributen van de gegevens (bijvoorbeeld 'CustomerID', 'ProductName', 'OrderDate').
* Gegevenstypen: Het soort gegevens dat elke kolom bevat (bijvoorbeeld geheel getal, tekenreeks, datum).
* Primaire sleutels: Unieke ID's voor elke rij.
* Buitenlandse sleutels: Koppelingen tussen tabellen.
5. Gegevensvisualisatie (grafieken, grafieken):
* Verkregen informatie: Deze diagrammen presenteren gegevens visueel om patronen, trends en inzichten te onthullen. De informatie is afhankelijk van het specifieke diagramtype (bijvoorbeeld staafdiagram, cirkeldiagram, spreidingsdiagram). U kunt meer te weten komen over:
* Trends in de loop van de tijd: Hoe gegevens in de loop van een periode veranderen.
* Distributies: Hoe gegevens over verschillende waarden worden verspreid.
* Correlaties: Relaties tussen verschillende variabelen.
* Uitschieters: Ongebruikelijke datapunten.
Samenvattend hangt de informatie die uit een datadiagram wordt gehaald volledig af van het type diagram en de gegevens die het vertegenwoordigt. Elk diagramtype biedt een ander perspectief en detailniveau over de structuur, stroom en betekenis van de gegevens. |