Een computer stuurt een luidsprekersysteem aan met behulp van een digitaal-naar-analoog-omzetter (DAC) en een geluidskaart (of geïntegreerde audiochipset).
Hier is een overzicht:
1. Digitale audiogegevens: De computer slaat audio op en verwerkt deze als digitale gegevens (reeksen van nullen en enen).
2. Geluidskaart/geïntegreerde audiochipset: Dit onderdeel fungeert als interface tussen de digitale audiogegevens van de computer en de buitenwereld. Hierin zit onder meer de DAC.
3. Digitaal-naar-analoog-omzetter (DAC): De DAC is cruciaal. Het neemt de digitale audiogegevens van de computer en zet deze om in een analoog elektrisch signaal. Luidsprekers hebben een analoog signaal nodig om hun kegels te laten trillen en geluid te produceren.
4. Versterker (vaak onderdeel van het luidsprekersysteem of de geluidskaart): Het analoge signaal van de DAC is meestal zwak. Een versterker versterkt het signaalvermogen tot een niveau dat voldoende is om de luidsprekers aan te sturen. Sommige geluidskaarten hebben ingebouwde versterkers; andere vereisen een externe versterker.
5. Luidsprekers: Het versterkte analoge signaal van de versterker wordt naar de luidsprekers gestuurd, waardoor hun kegels trillen en geluidsgolven produceren die we kunnen horen.
Kortom, het vermogen van de computer om luidsprekers aan te sturen is afhankelijk van de conversie van digitale audiogegevens naar een analoog elektrisch signaal dat de mechanica van de luidspreker kan voeden. De geluidskaart (of het geïntegreerde equivalent daarvan) en de DAC zijn de belangrijkste componenten die verantwoordelijk zijn voor deze conversie. |