Bij datacommunicatie speelt de ontvanger een cruciale rol bij het garanderen van een succesvolle en betrouwbare overdracht van gegevens. Zijn rollen kunnen als volgt worden samengevat:
* Het verzonden signaal ontvangen: De primaire functie van de ontvanger is het opvangen van het signaal dat door de zender wordt verzonden. Hierbij wordt het fysieke signaal (bijvoorbeeld elektromagnetische golven, lichtpulsen) gedetecteerd en omgezet in een elektrisch signaal.
* Signaalconditionering en versterking: Het ontvangen signaal is vaak zwak en luidruchtig. De ontvanger conditioneert het signaal, verwijdert ruis en versterkt het tot een bruikbaar niveau. Dit zorgt ervoor dat het signaal schoon en sterk genoeg is voor verdere verwerking.
* Demodulatie: Als het signaal tijdens de verzending is gemoduleerd (gewijzigd om informatie over te dragen), demoduleert de ontvanger het. Dit proces keert de modulatie om en haalt de originele gegevens uit het draaggolfsignaal. Verschillende modulatietechnieken (zoals AM, FM, QAM) vereisen verschillende demodulatiemethoden.
* Foutdetectie en -correctie: De ontvanger controleert op fouten die mogelijk tijdens de verzending zijn opgetreden. Dit gebeurt met behulp van verschillende foutdetectiecodes (zoals pariteitscontroles, checksums, CRC). Als er fouten worden gedetecteerd, kan de ontvanger om hertransmissie verzoeken (ARQ - Automatic Repeat reQuest) of proberen de fouten te corrigeren met behulp van foutcorrectiecodes.
* Gegevensextractie en opmaak: Zodra het signaal is gedemoduleerd en fouten zijn afgehandeld, extraheert de ontvanger de onbewerkte gegevens. Vervolgens formatteert het deze gegevens in een bruikbare structuur, waarbij deze vaak worden geconverteerd naar een formaat dat compatibel is met het ontvangende systeem of de ontvangende applicatie.
* Synchronisatie: De ontvanger moet worden gesynchroniseerd met de zender om de gegevens correct te kunnen interpreteren. Dit omvat bitsynchronisatie (het detecteren van individuele bits) en framesynchronisatie (het detecteren van de grenzen van datapakketten).
* Gegevensbuffering: De ontvanger maakt vaak gebruik van buffers om ontvangen gegevens tijdelijk op te slaan. Dit helpt om variaties in de transmissiesnelheid op te vangen en ervoor te zorgen dat gegevens niet verloren gaan als het ontvangende systeem tijdelijk niet beschikbaar is.
* Doorsturen of verwerken: Na ontvangst en verwerking van de gegevens kan de ontvanger deze, afhankelijk van de toepassing, doorsturen naar een andere bestemming of direct verwerken.
Samenvattend is de ontvanger verantwoordelijk voor een complex proces van het vastleggen, opschonen, interpreteren en bruikbaar maken van de door de afzender verzonden gegevens. De effectiviteit ervan heeft een directe invloed op de betrouwbaarheid en prestaties van het algehele datacommunicatiesysteem. |