Er is een computerprogramma gemaakt van instructies Geschreven in een specifieke programmeertaal . Deze instructies vertellen de computer wat te doen, stap voor stap.
Hier is een uitsplitsing:
* instructies: Dit zijn de basisopdrachten die een computer begrijpt. Ze omvatten dingen als:
* input/output: Gegevens nemen van de gebruiker of resultaten weergeven op het scherm.
* Berekeningen: Wiskundige bewerkingen uitvoeren.
* Gegevensmanipulatie: Gegevens opslaan, ophalen en wijzigen.
* Regelingsstroom: Het bepalen van de volgorde waarin instructies worden uitgevoerd (bijv. Lussen, voorwaardelijke verklaringen).
* programmeertaal: Dit is een set regels en syntaxis waarmee programmeurs instructies kunnen schrijven op een manier die de computer kan begrijpen. Er zijn veel programmeertalen, elk met zijn eigen sterke en zwakke punten. Voorbeelden zijn:
* Python
* Java
* JavaScript
* C ++
* C#
Zie het als een recept:
* De ingrediënten Zijn de gegevens waarmee het programma werkt.
* De instructies zijn de stappen in het recept.
* De programmeertaal is de manier waarop het recept is geschreven (bijvoorbeeld Engels, Frans).
voorbij instructies:
Hoewel instructies de kern zijn, kunnen moderne computerprogramma's complex zijn en omvatten:
* Gegevensstructuren: Manieren om gegevens efficiënt te organiseren en op te slaan (bijv. Arrays, lijsten, woordenboeken).
* algoritmen: Sets van regels en procedures die specifieke problemen oplossen.
* bibliotheken en frameworks: Collecties van vooraf geschreven code die kant-en-klare functionaliteit bieden.
* Opmerkingen: Verklarende opmerkingen binnen de code, waardoor het voor programmeurs gemakkelijker wordt om te begrijpen.
Uiteindelijk is een computerprogramma een reeks instructies die, wanneer ze door een computer worden uitgevoerd, een gewenst resultaat opleveren. |