Veel poortprotocollen maken gebruik van codering, maar de codering zelf is niet inherent aan het poortnummer. Het poortnummer identificeert eenvoudigweg de *applicatie* die de poort gebruikt. Encryptie is een laag *bovenop* het transportprotocol (zoals TCP of UDP). De encryptie wordt geïmplementeerd door de applicatie of een aparte beveiligingslaag.
Dat gezegd hebbende, worden bepaalde poorten *gewoonlijk* geassocieerd met protocollen die *vaak* encryptie gebruiken:
* Poort 443 (HTTPS): Dit is het meest voorkomende voorbeeld. HTTPS gebruikt TLS/SSL om HTTP-verkeer te coderen, waardoor websites veilig kunnen communiceren.
* Poort 563 (NNTP via SSL/TLS): Veilige versie van het Network News Transfer Protocol (NNTP), gebruikt voor toegang tot Usenet-nieuwsgroepen.
* Poort 993 (IMAPS): Beveiligde versie van het Internet Message Access Protocol (IMAP), gebruikt voor toegang tot e-mail.
* Poort 995 (POP3 via SSL/TLS): Beveiligde versie van het Post Office Protocol (POP3), ook gebruikt voor e-mailtoegang.
* Poort 22 (SSH): Secure Shell maakt gebruik van sterke encryptie voor inloggen op afstand en andere beveiligde netwerkdiensten.
* Poorten gebruikt door VPN's: VPN's (Virtual Private Networks) gebruiken verschillende protocollen (zoals OpenVPN, IPSec, L2TP/IPSec) en werken vaak via verschillende poortnummers, hoewel ze vaak poorten gebruiken buiten het bekende bereik (poorten 1024-49151). De specifieke poorten variëren afhankelijk van de VPN-configuratie.
Het is van cruciaal belang om dit te begrijpen:het feit dat een verbinding een bepaalde poort gebruikt, garandeert nog geen codering. Een verkeerd geconfigureerde server kan bijvoorbeeld poort 443 gebruiken zonder HTTPS, waardoor de communicatie kwetsbaar blijft. De aanwezigheid van encryptie moet onafhankelijk worden geverifieerd, doorgaans door te controleren op het gebruik van TLS/SSL of andere encryptieprotocollen binnen de applicatie zelf. |