Een netwerkbeheersysteem (NMS) is afhankelijk van verschillende fundamentele elementen om effectief te kunnen functioneren. Deze elementen werken samen om de netwerkprestaties te bewaken, controleren en optimaliseren. Hier zijn de basiselementen:
1. Beheerde apparaten: Dit zijn de netwerkcomponenten die het NMS bewaakt en bestuurt. Dit omvat routers, switches, servers, firewalls, draadloze toegangspunten en zelfs individuele pc's of werkstations. Elk beheerd apparaat heeft een agent nodig (zie hieronder) of de mogelijkheid om gegevens te leveren via een ondersteund protocol (SNMP, enz.).
2. Beheeragenten: Dit zijn softwareprogramma's die zich op de beheerde apparaten bevinden. Ze verzamelen gegevens over de status, prestaties en configuratie van het apparaat. Vervolgens sturen ze deze gegevens via een gedefinieerd communicatieprotocol naar het NMS. SNMP (Simple Network Management Protocol) is een veelgebruikt protocol dat door managementagents wordt gebruikt.
3. Managementinformatiebasis (MIB): Dit is een gestructureerde database die de gegevens definieert die door de managementagenten worden verzameld. Het fungeert in wezen als een woordenboek en specificeert welke informatie beschikbaar is vanaf een apparaat (CPU-gebruik, geheugengebruik, interfacestatistieken, enz.) en het formaat ervan. MIB's worden vaak uitgedrukt in een gestandaardiseerde taal zoals ASN.1.
4. Beheerconsole: Dit is de centrale interface waar netwerkbeheerders communiceren met het NMS. Het biedt tools voor het monitoren van netwerkprestaties, het analyseren van waarschuwingen, het configureren van apparaten en het oplossen van problemen. Dit is doorgaans een softwaretoepassing die webgebaseerd, client-servergebaseerd of opdrachtregelgebaseerd kan zijn.
5. Communicatienetwerk: Dit is de onderliggende netwerkinfrastructuur waarmee de beheeragenten kunnen communiceren met de beheerconsole. Hierbij kan het gaan om verschillende protocollen, zoals TCP/IP, maar ook om de beheerprotocollen zelf (zoals SNMP).
6. Beheerprotocollen: Deze bepalen hoe de managementagenten en het NMS communiceren. SNMP (Simple Network Management Protocol) is het meest gebruikte protocol. Andere protocollen, zoals NetFlow, IPFIX en andere, kunnen worden gebruikt voor specifieke monitoringbehoeften.
7. Database: Het NMS slaat verzamelde gegevens op in een database voor analyse en historische rapportage. Hierdoor kunnen beheerders trends volgen, patronen identificeren en potentiële problemen proactief aanpakken.
8. Waarschuwing en rapportage: Het NMS bevat functies om waarschuwingen te genereren op basis van vooraf gedefinieerde drempels of gebeurtenissen. Het biedt ook rapportagemogelijkheden om de netwerkprestaties samen te vatten, knelpunten te identificeren en de apparaatstatus te volgen.
Deze elementen werken samen in een systeem om netwerkbeheerders een uitgebreid beeld te geven van hun netwerk en de tools om dit effectief te beheren. De complexiteit en specifieke kenmerken van een NMS kunnen sterk variëren, afhankelijk van de omvang en complexiteit van het netwerk dat het beheert. |