De opdracht om het IP-adres van een DNS-server te bepalen, is afhankelijk van uw besturingssysteem en de specifieke informatie waarover u beschikt. Hier zijn enkele veelvoorkomende opties:
* `nslookup` (de meeste besturingssystemen): Dit is een algemeen verkrijgbaar opdrachtregelprogramma. U kunt het gebruiken om rechtstreeks een DNS-server te bevragen en het IP-adres ervan te bekijken.
``` bash
nslookup
```
Vervang `` door de naam van de DNS-server (bijvoorbeeld `8.8.8.8`, `google.com`, `dns.example.com`). De uitvoer toont de IP-adressen die aan die naam zijn gekoppeld.
* `dig` (Linux en macOS): `dig` is een ander opdrachtregelprogramma, dat vaak als krachtiger wordt beschouwd dan `nslookup`.
``` bash
dig +kort
```
Vergelijkbaar met `nslookup`, vervang `` door de DNS-servernaam. De optie `+short` toont alleen het IP-adres, waardoor de uitvoer beknopt is.
* Systeeminstellingen/netwerkconfiguratie (grafische interface): De meeste besturingssystemen hebben een grafische gebruikersinterface (GUI) voor het beheren van netwerkinstellingen. Deze instellingen geven meestal de IP-adressen van de DNS-server weer die zijn geconfigureerd voor uw netwerkverbinding. De exacte locatie van deze informatie verschilt per besturingssysteem (bijvoorbeeld Systeemvoorkeuren op macOS, Netwerkverbindingen op Windows).
Welk commando het "beste" is, hangt af van uw context. Als u de naam van de DNS-server al kent, zijn `nslookup` of `dig` efficiënt. Als u wilt weten welke DNS-server uw systeem *momenteel gebruikt*, is het controleren van de systeeminstellingen doorgaans de gemakkelijkste aanpak. |