Een IP-adres bestaat uit twee hoofdonderdelen:
1. Netwerkadres: Dit identificeert het netwerk waartoe het apparaat behoort. Zie het als de stad of het netnummer van een postadres. De grootte van het netwerk (en dus het aantal bits dat voor het netwerkadres wordt gebruikt) hangt af van de klasse van het IP-adres (hoewel klassieke adressering nu grotendeels achterhaald is). Bij moderne IP-adressering (IPv4 en IPv6) wordt het netwerkadres bepaald door het subnetmasker.
2. Hostadres: Dit identificeert het specifieke apparaat (host) op dat netwerk. Dit is vergelijkbaar met het adres en het huisnummer van een postadres. Het aantal bits dat voor het hostadres wordt gebruikt, wordt bepaald door het subnetmasker.
Samenvattend identificeert de combinatie van het netwerkadres en het hostadres op unieke wijze een apparaat op internet (of op een particulier netwerk). Het subnetmasker is cruciaal omdat het u vertelt hoeveel bits in het IP-adres het netwerk vertegenwoordigen en hoeveel bits de host vertegenwoordigen. Zonder het subnetmasker kunt u niet zien waar het netwerkadres eindigt en het hostadres begint. |