Point-to-point-verbindingen zijn om verschillende belangrijke redenen onpraktisch in grote netwerken zoals het telefoonnetwerk:
* Schaalbaarheid: Stel je een netwerk voor met slechts 1000 telefoons. Voor een puur point-to-point-netwerk zijn bijna 500.000 individuele verbindingen nodig (N*(N-1)/2, waarbij N het aantal telefoons is). Dit aantal explodeert exponentieel naarmate het netwerk groeit. De kosten voor het bedraden, onderhouden en beheren van een dergelijk groot aantal verbindingen zouden astronomisch en praktisch onmogelijk zijn.
* Kosten: De enorme hoeveelheid bekabeling en infrastructuur die nodig is voor een point-to-point-netwerk is onbetaalbaar. Dit omvat niet alleen de fysieke kabels, maar ook de schakelapparatuur die aan elk uiteinde van elke verbinding nodig is.
* Flexibiliteit en betrouwbaarheid: Het toevoegen van nieuwe gebruikers of het upgraden van het netwerk zou ongelooflijk complex en ontwrichtend zijn. Voor elke nieuwe telefoon moeten talloze nieuwe verbindingen met alle andere bestaande telefoons tot stand worden gebracht. Eén enkele kabelstoring zou veel gebruikers isoleren, in tegenstelling tot een geschakeld netwerk dat redundantie biedt.
* Spatie: De fysieke ruimte die nodig is om alle apparatuur te huisvesten voor het beheer van een enorm point-to-point-netwerk zou enorm zijn.
Daarom maken grote netwerken gebruik van schakeltechnieken (zoals circuitschakeling in oudere telefoonsystemen en pakketschakeling in moderne datanetwerken) die het aantal vereiste fysieke verbindingen aanzienlijk verminderen en een veel grotere schaalbaarheid, flexibiliteit en betrouwbaarheid bieden. Deze technieken maken gebruik van centrale knooppunten (switches of routers) om verkeer efficiënt tussen gebruikers te routeren, waardoor de noodzaak van directe verbindingen tussen elk paar apparaten wordt vermeden. |