Een besturingssysteem (OS) voert veel taken uit, maar drie kernfuncties zijn:
1. Procesbeheer: Het gaat hierbij om het aansturen van de uitvoering van programma’s (processen). Het besturingssysteem zorgt voor het maken, plannen en beëindigen van processen, wijst er bronnen aan toe (zoals CPU-tijd en geheugen) en zorgt ervoor dat ze elkaar niet hinderen.
2. Geheugenbeheer: Het besturingssysteem beheert het geheugen van de computer (RAM). Dit omvat het toewijzen van geheugen aan processen, het bijhouden welke delen van het geheugen in gebruik zijn, het uitwisselen van gegevens tussen RAM en secundaire opslag (zoals een harde schijf) om situaties aan te pakken waarin het RAM-geheugen beperkt is, en het beschermen van geheugengebieden om te voorkomen dat het ene proces het andere beschadigt.
3. Bestandssysteembeheer: Het besturingssysteem beheert de opslag en het ophalen van bestanden op secundaire opslagapparaten. Dit omvat het organiseren van bestanden in mappen, het maken en verwijderen van bestanden, het controleren van de toegang tot bestanden en het bieden van een manier voor toepassingen om eenvoudig met bestanden te communiceren. |