De stappen die een computer vertellen hoe een bepaalde taak moet worden uitgevoerd, worden instructies genoemd . Deze instructies zijn geschreven in een taal die de computer kan begrijpen, genaamd machinecode .
Hier is een uitsplitsing van hoe het werkt:
1. Programmeertaal: U schrijft de instructies in een programmeertaal zoals Python, Java of C ++. Deze taal is meer door mensen leesbaar dan machinecode.
2. compiler/tolk: Een compiler of tolk vertaalt uw code in machinecode. Deze code is een reeks van degenen en nullen die de processor van de computer direct kan begrijpen.
3. machinecode: De machinecode is een set instructies die de computer vertellen om specifieke acties uit te voeren, zoals:
* Rekenkundige bewerkingen: Toevoegen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, enz.
* Gegevensmanipulatie: Verplaats gegevens in het geheugen, vergelijk waarden.
* input/output: Haal gegevens van het toetsenbord op, geef informatie op het scherm weer.
* Regelingsstroom: Bepaal welke instructies om vervolgens uit te voeren op basis van bepaalde voorwaarden.
4. Uitvoering: De centrale verwerkingseenheid van de computer (CPU) leest de instructies van de machinecode en voert deze na de ander uit. Dit proces gaat door totdat het programma is voltooid.
Hier is een analogie: Stel je voor dat je een robot onderwijst om een sandwich te maken. Je zou het stapsgewijze instructies geven zoals:
1. Open de koelkast.
2. Haal het brood eruit.
3. Boter op het brood verspreid.
4. Voeg kaas toe.
5. Sluit de koelkast.
Deze instructies zijn als programmeercode. De robot kan alleen zeer eenvoudige opdrachten begrijpen, dus u moet de taak in kleine stappen afbreken.
Samenvattend: De stappen die een computer vertellen hoe een bepaalde taak moet worden uitgevoerd, worden instructies genoemd. Ze zijn geschreven in een programmeertaal en vervolgens vertaald in machinecode, die de computer kan begrijpen en uitvoeren. |