Een computer slaat informatie op verschillende locaties op, afhankelijk van het type en het doel van de informatie:
* Primaire opslag (RAM): Random Access Memory is het kortetermijngeheugen van de computer. Het bevat gegevens en instructies die de CPU momenteel gebruikt. Informatie in RAM is vluchtig, wat betekent dat deze verloren gaat wanneer de stroom wordt uitgeschakeld. Het is snel, maar beperkt in capaciteit.
* Secundaire opslag: Dit is niet-vluchtige opslag voor de lange termijn. Voorbeelden zijn onder meer:
* Harde schijven (HDD's): Magnetische opslag die gebruik maakt van draaiende schotels om gegevens op te slaan. Relatief goedkoop, maar langzamer dan SSD's.
* Solid State Drives (SSD's): Gebruik flash-geheugen om gegevens op te slaan; veel sneller dan HDD's, maar duurder per gigabyte.
* Optische drives (cd, dvd, Blu-ray): Gegevens opslaan op optische schijven. Alleen-lezen of lees/schrijf-opties beschikbaar. Nu langzamer en minder gebruikelijk voor primaire gegevensopslag.
* USB-flashdrives: Draagbare solid-state opslagapparaten.
* Cloudopslag: Gegevens opgeslagen op servers die eigendom zijn van een externe provider (bijvoorbeeld Google Drive, Dropbox, OneDrive).
* Cache: Een klein, zeer snel geheugen dat zich dichter bij de CPU bevindt. Het slaat veelgebruikte gegevens op om de verwerking te versnellen. Er zijn meerdere cacheniveaus (L1, L2, L3), elk met verschillende snelheden en capaciteiten.
* Registreert: De kleinste en snelste opslaglocaties binnen de CPU zelf. Ze bevatten gegevens die actief worden verwerkt door de CPU.
Kortom, het ‘waar’ hangt af van de behoefte aan snelheid versus duurzaamheid en capaciteit. Gegevens die actief worden gebruikt, bevinden zich in RAM en cache, terwijl opslag op lange termijn wordt afgehandeld door secundaire opslagapparaten en de cloud. |