Schema verwijst naar het algehele ontwerp en de structuur van een database en biedt een blauwdruk voor het organiseren en beheren van de gegevens die erin zijn opgeslagen. Het bevat verschillende definities en regels die bepalen hoe gegevens worden weergegeven en toegankelijk zijn in de database.
Onderdelen van een schema:
1. Tabellen :Tabellen zijn fundamentele eenheden van een databaseschema. Ze slaan gerelateerde gegevens op, georganiseerd in rijen (tupels) en kolommen (attributen). Elke rij in een tabel vertegenwoordigt een exemplaar van een entiteit, terwijl kolommen kenmerken van die entiteit vertegenwoordigen.
2. Kolommen :Kolommen definiëren de attributen of karakteristieken van entiteiten die in een tabel zijn opgeslagen. Ze specificeren het type toegestane gegevens (zoals tekst, numeriek, datum, enz.) en beperkingen (bijvoorbeeld primaire sleutel, externe sleutel, niet nul).
3. Primaire sleutel :Een primaire sleutel is een unieke identificatie voor elke rij in een tabel, waardoor elke rij een aparte identiteit heeft. Primaire sleutels spelen een cruciale rol bij het efficiënt ophalen van gegevens en het behouden van de gegevensintegriteit.
4. Buitenlandse sleutel :Een externe sleutel is een kolom of een reeks kolommen die verwijst naar een primaire sleutel in een andere tabel. Externe sleutels leggen relaties tussen tabellen vast, waardoor de gegevensintegriteit en referentiële consistentie worden gewaarborgd.
5. Indexen :Indexen zijn optionele structuren die de ophaalsnelheid van gegevens helpen verbeteren. Ze fungeren als wegwijzers en bieden directe toegangspaden naar specifieke rijen of waarden binnen een tabel op basis van indexsleutels.
6. Bezichtigingen :Weergaven zijn virtuele tabellen die zijn afgeleid van basistabellen of andere weergaven met behulp van specifieke query's. Ze bieden gebruikers een vereenvoudigde of aangepaste weergave van de onderliggende gegevens, zonder de feitelijke gegevens te wijzigen.
7. Triggers :Triggers zijn databaseprocedures die automatisch worden uitgevoerd wanneer specifieke gebeurtenissen plaatsvinden, zoals het invoegen, bijwerken of verwijderen van records. Ze worden gebruikt om bedrijfsregels af te dwingen, de gegevensintegriteit te behouden en bepaalde taken te automatiseren.
8. Beperkingen :Beperkingen zijn regels of beperkingen die aan gegevens worden opgelegd om de nauwkeurigheid en consistentie ervan te garanderen. Voorbeelden zijn onder meer:
- NIET NULL :Voorkomt dat een kolom nulwaarden bevat.
- UNIEK :Zorgt ervoor dat alle waarden in een kolom verschillend zijn.
- CONTROLEER :Valideert gegevens in een kolom op basis van een specifieke voorwaarde.
- BUITENLANDSE SLEUTEL :Dwingt relaties tussen tabellen af door ervoor te zorgen dat waarden waarnaar wordt verwezen bestaan.
Door een schema te definiëren creëren databaseontwerpers een logisch raamwerk dat de opslag, organisatie en het ophalen van gegevens begeleidt. Het biedt een gestructureerde aanpak voor het beheren en ontsluiten van informatie op een betrouwbare en efficiënte manier. |