Gegevensopslag in organisaties was 10 jaar geleden (circa 2013) een mix van technologieën, met een aanzienlijke afhankelijkheid van on-premises infrastructuur en een opkomende cloud-adoptie:
Dominante technologieën:
* SAN/NAS op locatie: Storage Area Networks (SAN's) en Network Attached Storage (NAS) waren de werkpaarden. Dit waren grote, fysieke opslagarrays in het datacenter van de organisatie, verbonden via hogesnelheidsnetwerken (zoals Fibre Channel voor SAN's). Ze boden gecentraliseerd opslagbeheer en voor die tijd relatief hoge prestaties.
* Direct aangesloten opslag (DAS): Individuele servers hadden vaak hun eigen lokale harde schijven of SSD's voor directe opslag. Dit was minder efficiënt voor het delen van gegevens, maar eenvoudiger te implementeren voor kleinere implementaties.
* Bandback-up: Tapedrives bleven een cruciaal onderdeel voor gegevensarchivering en back-up op de lange termijn. Hoewel langzamer dan schijf, bood tape een kosteneffectieve manier om grote hoeveelheden gegevens offline op te slaan.
* iSCSI: Internet Small Computer System Interface werd steeds gangbaarder, waardoor IP-gebaseerde connectiviteit met opslagarrays mogelijk werd, wat een flexibeler alternatief voor Fibre Channel bood.
* Vroege cloudopslag: Cloudopslagdiensten zoals Amazon S3, Azure Blob Storage en Google Cloud Storage waren in opkomst, maar werden nog niet zo breed toegepast als nu. Veel organisaties experimenteerden ermee voor specifieke gebruiksscenario's (bijvoorbeeld back-ups, archivering) of voor minder gevoelige gegevens.
* Virtualisatie: Servervirtualisatie werd steeds gebruikelijker, wat leidde tot een efficiënter gebruik van fysieke hardware, maar opslagvirtualisatie was nog steeds in ontwikkeling.
Belangrijkste verschillen met vandaag:
* Minder cloudafhankelijkheid: Cloudopslag was een kleinere speler vergeleken met de huidige dominantie. De meeste gegevens bevonden zich op locatie.
* Lagere snelheden: Hoewel de snelheden verbeterden, waren ze over het algemeen langzamer dan de huidige normen.
* Hogere kosten: De infrastructuur op locatie vereiste aanzienlijke initiële kapitaaluitgaven voor hardware, onderhoud en personeel.
* Minder automatisering: Gegevensbeheertaken waren vaak meer handmatig en minder afhankelijk van automatiserings- en orkestratietools.
* Beperkte schaalbaarheid: Het schalen van de opslagcapaciteit vereiste aanzienlijke plannings- en fysieke hardware-upgrades. De inherente schaalbaarheid van de cloud was niet zo direct beschikbaar.
* Bezorgdheid over gegevensbeveiliging: Beveiligingspraktijken waren minder volwassen in de cloud en op locatie, met potentiële kwetsbaarheden in beide omgevingen.
Kortom, dataopslag was tien jaar geleden een meer fysiek, minder geautomatiseerd en minder cloudgericht landschap dan wat we vandaag de dag zien. De verschuiving naar cloudgebaseerde oplossingen en toegenomen automatisering heeft het opslaglandschap sindsdien fundamenteel veranderd. |