De tijdscomplexiteit van de intersectiebewerking in Python-sets, met behulp van de `&` operator of de `intersection()` methode, is O(min(len(s1), len(s2))) gemiddeld, waarbij `s1` en `s2` de verzamelingen zijn die worden doorsneden.
Dit is waarom:
* Implementatie: Python-sets worden geïmplementeerd met behulp van hashtabellen. Dit maakt zeer snelle zoekopdrachten mogelijk (gemiddeld O(1)).
* Kruispuntproces: De snijbewerking herhaalt zich in wezen door de kleinere set en controleert of elk element in de grotere set bestaat.
* Opzoekkosten: Het controleren op het bestaan van een element in de grotere set is gemiddeld een O(1)-bewerking vanwege de hash-tabelimplementatie.
Daarom, als `s1` de kleinere set is, itereert de bewerking door `s1` (len(s1) keer) en voert een O(1)-opzoekopdracht uit in `s2` voor elk element. Dit resulteert in een totale tijdscomplexiteit van O(len(s1) * 1) =O(len(s1)). Op dezelfde manier, als `s2` kleiner is, is de complexiteit O(len(s2)). De algehele complexiteit is dus O(min(len(s1), len(s2))).
Worstcasescenario:
Hoewel het gemiddelde geval O(min(len(s1), len(s2))) is, is het worstcasescenario O(len(s1) * len(s2)) als er veel hash-botsingen zijn, wat leidt tot O(n)-lookups in plaats van O(1). In de praktijk komt dit echter zelden voor met de goed ontworpen hashing van Python.
Voorbeeld:
```python
set1 ={1, 2, 3, 4, 5}
set2 ={3, 5, 6, 7, 8, 9, 10}
intersectie_set =set1 &set2 # of set1.intersection(set2)
print(intersection_set) # Uitvoer:{3, 5}
```
In dit voorbeeld zou de tijdscomplexiteit van de intersectieoperatie dichter bij O(len(set1)) liggen omdat `set1` kleiner is. |