De termen 'in-systeem programmeren' en 'in-applicatie programmeren' zijn geen standaard, formeel gedefinieerde termen in de informatica. We kunnen echter hun waarschijnlijke betekenissen afleiden op basis van gangbare praktijken:
In-systeemprogrammering verwijst waarschijnlijk naar het programmeren van de firmware van een systeem of software op laag niveau *terwijl het systeem actief is*. Dit houdt doorgaans het volgende in:
* Ingebedde systemen: Programmeren van microcontrollers of andere ingebedde apparaten rechtstreeks op de doelhardware. Een programmeur (vaak via een JTAG-interface of iets dergelijks) maakt verbinding met het apparaat en uploadt/wijzigt code terwijl het systeem is ingeschakeld (hoewel het mogelijk is gepauzeerd of in een specifieke energiebesparende modus staat). Hierdoor hoeft u het apparaat niet te verwijderen, extern opnieuw te programmeren en vervolgens opnieuw te installeren.
* Bootladers: Het bijwerken of wijzigen van de bootloader van een systeem (de initiële software die het besturingssysteem laadt) terwijl het systeem actief is. Dit vereist vaak een zorgvuldig ontwerp om corruptie van de bootloader zelf te voorkomen.
* Dynamisch laden van code: Code laden en uitvoeren tijdens runtime. Dit is strikt genomen niet 'programmeren' in de zin van het compileren van broncode, maar houdt in dat vooraf gecompileerde modules of codesegmenten in het geheugen worden geladen en uitvoerbaar worden gemaakt. Dit is gebruikelijk in dynamische talen of systemen die plug-ins gebruiken.
In-applicatie programmeren verwijst waarschijnlijk naar het wijzigen of uitbreiden van de functionaliteit van een actieve applicatie *zonder de hele applicatie opnieuw te starten of opnieuw te compileren*. Dit is een breder concept en omvat verschillende technieken:
* Scripting: Door een scripttaal (zoals Python of Lua) in een applicatie in te sluiten, kunnen gebruikers of beheerders het gedrag van de applicatie wijzigen via scripts. Dit verandert het gedrag van de applicatie zonder dat de hoofdapplicatiecode opnieuw hoeft te worden gecompileerd.
* Plug-ins/extensies: Het toevoegen van functionaliteit aan een applicatie via plug-ins of extensies. Dit zijn meestal afzonderlijke codemodules die tijdens runtime worden geladen, waardoor de mogelijkheden van de applicatie worden uitgebreid.
* Configuratiebestanden: Het wijzigen van instellingen of parameters binnen configuratiebestanden om het gedrag van de applicatie te veranderen. Hoewel het niet in de strikte zin van het woord programmeren is, verandert het wel de manier waarop de applicatie werkt.
* Runtime code genereren: Sommige toepassingen genereren code tijdens runtime en compileren/voeren deze uit, waardoor hun gedrag dynamisch wordt gewijzigd.
Belangrijkste verschillen samengevat:
| Kenmerk | Programmeren in het systeem | Programmeren in applicaties |
|---------------|----------------------------------------- -------|--------------------------------------------------|
| Doel | Firmware, systeemsoftware op laag niveau, bootloader | Applicatiesoftware, functionaliteit binnen de app |
| Methode | Directe geheugentoegang, JTAG, enz. | Scripting, plug-ins, configuratiebestanden, dynamisch laden van code |
| Reikwijdte | Systeembrede wijzigingen of wijzigingen op laag niveau | Applicatiespecifieke wijzigingen |
| Risico | Hoger risico op systeeminstabiliteit als dit niet zorgvuldig wordt gedaan | Over het algemeen lager risico, omdat wijzigingen binnen de app |
Het is belangrijk op te merken dat het onderscheid niet altijd duidelijk is. Sommige technieken kunnen, afhankelijk van de context, onder beide categorieën vallen. De termen zelf zijn niet standaard, dus duidelijkheid is van cruciaal belang bij het gebruik ervan. Zorg er altijd voor dat uw publiek de bedoelde betekenis begrijpt. |